Q&A Wet excessief lenen bij eigen vennootschap

09 nov 2023

In het kader van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap wordt per 31 december voor het eerst beoordeeld of een schuld excessief is. De datum nadert snel, toch zijn er nog onduidelijkheden. Twee vragen gesteld en beantwoord.

Op 1 januari 2023 is de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap in werking getreden. Nu wordt voor het eerst per 31 december 2023 beoordeeld of een schuld excessief is. Voor het bedrag boven de wettelijke drempel van in eerste aanleg € 700.000 wordt een fictieve dividenduitkering in aanmerking genomen.

Q&A 1 – Met stallingsovereenkomst stallen op privérekening van dga

Stel je stalt met gebruikmaking van een ‘stallingsovereenkomst’ overtollige gelden van een bv op een privérekening van de dga. In het verleden werd dit gedaan om negatieve rente te voorkomen, momenteel meer vanuit bijvoorbeeld de wens om risico’s te spreiden. Op basis van de stallingsovereenkomst ontvang je als dga een vergoeding voor het beschikbaar stellen van je privérekening, maar de renteopbrengsten zijn voor de bv.

Vraag:
Tellen de bedragen, die in deze situatie op een privérekening van de dga zijn gestald, mee voor de bepaling van het excessieflenensaldo?

Antwoord:
Ook bij een stallingsregeling is sprake van een vordering van de bv op de dga. De gestalde bedragen tellen daarom mee voor de beoordeling of sprake is van een fictief regulier voordeel vanwege overschrijding van de in de excessieflenenregeling geldende drempel.

Q&A 2 – Schulden aan de bv

Stel vader heeft een schuld van € 800.000 aan een bv waarvan hij enig aandeelhouder. Dochter heeft een schuld aan haar eigen bv van € 700.000. Daarnaast heeft zij een schuld van € 500.000 aan de bv van haar vader, waarin zij geen aanmerkelijk belang heeft.

Vraag:
Welk bedrag wordt nu als fictief regulier voordeel bij vader in aanmerking genomen?

Is dat:
1. Lening vader € 800.000 + lening dochter € 500.000 (want eigen drempel al vol bij eigen bv) minus drempel vader € 700.000, dus een fictief regulier voordeel van € 600.000
2. Lening vader € 800.000 + lening dochter € 0 (want € 500.000 blijft onder de drempel van dochter van € 700.000) minus drempel vader € 700.000, dus een fictief regulier voordeel van € 100.000

Daarbij mag je aannemen dat het geld, in privé geleend door dochter, niet in privé wordt doorgeleend aan vader.

Antwoord:
Uitwerking 2 is de juiste. De schuld van dochter aan de bv waarin zij geen aanmerkelijk belang heeft, maar haar vader wel, blijft onder de € 700.000. Op grond van art. 4.14b Wet IB 2001 wordt van deze schuld dus niets bij vader in aanmerking genomen. Het excessieve deel van de schuld van vader, dat op basis van art. 4.14a Wet IB 2001 wordt belast als fictief regulier voordeel, bedraagt dus € 100.000.

Bron: SRA


Delen via Social Media